Kort verhaal De lagere school In Oijen

De lagere school in Oijen

Samen met Toon en Henk liep ik naar het pontje dat ons van Alphen naar Oijen bracht. Vanuit ons gehucht de Nieuwe Schans was het tot de school in Oijen 1.5 kilometer lopen; dat was net iets dichterbij dan de school in Alphen. De school startte om halfnegen.
Bij de kruising met de Oijense Veerweg sloten enkele oudere kinderen aan. Met zijn allen liepen we langs de oude Maas-arm waar negen munitieschepen lagen. Mijn vader had verteld dat de munitie nog van de oorlog was.

Soms voeren er grote schepen voorbij. De pont deinde daarna dan over de golven naar de overkant. Ik kreeg er altijd een naar gevoel van in mijn buik. Ik telde dan tot honderd en dan waren we meestal aan de overzijde. We liepen de pont af en gingen linksaf de Maasdijk op. Halverwege de dijk, bij de splitsing met het Heilig Hartbeeld, ging ieder naar zijn eigen school. Ik liep door naar de Rooms-katholieke meisjesschool even verderop aan de dijk. Henk liep met mij mee tot de Bewaarschool. Mijn broertje Toon en de andere jongens gingen naar de rooms-katholieke jongensschool. Daar hadden ze les van paters. Ik kwam geregeld te laat op school.
Door de ramen van de gang zag ik de meisjes van de tweede klas. Ze stonden met biddende handen naast hun lessenaar. ‘Gezegend zijn Jezus en Maria,’ hoorde ik hen in koor bidden.
Bij de deur van de klas stond de hoofdnon. Ze droeg een lang zwart habijt met daaraan vast een zwarte hoofdkap met een witte rand. Ze leek op de pinguïn die stond afgebeeld op de dierenkaart aan de muur in de klas.

Ze liet me binnen.
‘Zeker weer schepen?’, vroeg ze meestal. Ik knikte dan.
‘Snel,’ fluisterde ze vervolgens dwingend, terwijl ze met haar hoofd naar mijn plek in de klas gebaarde.

 

Bovenstaand verhaaltje is opgenomen in het boek De Lagere School van Wim Daniels.