Monoloog van een postbode

De brievenbus puilt uit.

Nou nou, wat een werk weer! Dat wordt doorduwen met dit stapeltje blauw. Er staan weer verschillende geadresseerden op de enveloppen. Nou dan weet je het wel. Het is hier vast een dekmantel voor duistere praktijken. Zaken die het daglicht niet kunnen verdragen. De wereld hangt aan elkaar van oplichters en fraudeurs.

Kijk nou naar die auto’s onder de carports. Moet je zien, die drie Hummers, ze lijken met de dag hoger te worden. Nog even en er is in trap nodig om erin te klimmen. Belachelijk zo’n Amerikaan, alsof we hier in het Gooise in Namibië zitten met een wel heel erg slecht wegdek. Ze zijn vast met de taxi naar Schiphol gegaan.

Hoe lang zijn ze nu ook weer weg, weken! Ja ze moeten wel op vakantie zijn. Naar de Bahama’s misschien? Of de Antillen of Aruba, daar gaan veel witwassers heen. Ze hebben het vast zwaar, daar onder die wapperende parasols met hun dure cocktails en likeuren.

De tuinman mag ook wel eens met vakantie, hij knipt de randen van het gras nog net niet met een nagelschaartje af. Wat een tobber, je zou hier maar zo’n voetbalveld voor de deur bij moeten houden.  Die jonge paardenverzorger daar in de rijbak loopt ook maar strontvervelend rond. Het zal je baan maar zijn, met dat weg scheppen van de vers gedraaide drollen van die verwende geborstelde paarden. Het paardenmeisje met dat eigenwijze paardenstaartje is vast ook mee op vakantie. Dat vraagt maar dispensatie aan op school.

Ja, je hebt van die mensen, die krijgen alles voor elkaar.
Nou, de poort mag zo langzamerhand ook wel eens een likje verf hebben. Kale kak eigenlijk.

De schilderkosten zijn vast aftrekbaar. Dat doet maar van onze belastingcenten.